Diploma-eisen Junioren

Twee figuren zijn verplicht, de Barracuda airborne split en de Bruinvis twist spin. De overige twee figuren worden op donderdag voor de wedstrijd geloot.

Op Youtube staan de figuren van de diploma's ook: Figuren junioren

Voor het Junior-diploma moeten er 52.000 punten behaald worden voor vier van onderstaande figuren.

Voor de Nederlandse Junioren Kampioenschappen in het seizoen 2014-2015 zijn de limieten:
- Geboren in 1997 en 1998: 55.00 punten
- Geboren in 1999 en 2000: 53.00 punten


VERPLICHT:

1. Barracuda airborne split (moeilijkheidsfactor: 2.8)
Vanuit een gestrekte ligging op de rug worden de benen omhoog gebracht tot verticaal terwijl het lichaam onder water gaat naar een gehoekte houding achterover met tenen net onder de waterspiegel. Een Rocket Split wordt uitgevoerd.

2. Bruinvis twist spin (moeilijkheidsfactor: 2.6)
Vanuit een gestrekte ligging op de borst wordt een gehoekte houding voorover aangenomen. De benen worden omhoog gebracht tot verticale houding. Een halve draai wordt uitgevoerd. Eindigen met een neerwaartse schroef met een snelle rotatie van tenminste 720° die voltooid is voordat de hielen de waterspiegel bereiken en in een doorgaande beweging onder water gaan.


GROEP 1

3. Aurora twirl (moeilijkheidsfactor: 3.0)
Vanuit een gestrekte ligging op de borst wordt een gedeeltelijke salto voorover gehoekt uitgevoerd, tot dubbel balletbeenhouding onder water. Eén been gaat verticaal omhoog, terwijl het andere been zich langs de waterspiegel beweegt tot dolcohouding. Het lichaam draait 180° tot zwaluwstaarthouding. Het horizontale been wordt aangesloten tot verticale houding. Een twirl wordt uitgevoerd. Eindigen met verticaal ondergaan.
4. Londen (moeilijkheidsfactor: 2.8)
Een snelle balletbeen wordt aangenomen, gevolgd door een snelle gedeeltelijke salto achterover gehurkt, terwijl beide benen worden ingetrokken in een gehurkte houding, totdat de onderbenen loodrecht op de waterspiegel staan. De romp wordt afgerold, terwijl de benen worden gestrekt tot verticale houding midden tussen de voormalige verticale lijn door de heupen en die door het hoofd en onderbenen..Een neerwaartse schroef met een rotatie van 360° wordt uitgevoerd en zonder pauze gevolgd door een gelijke opwaartse schroef in dezelfde richting. Eindigen met verticaal ondergaan.


GROEP 2

3. Manta Rog (moeilijkheidsfactor: 2.8)
Een flamingo wordt uitgevoerd tot een flamingohouding aan de waterspiegel. Terwijl de romp afrolt wordt het gebogen been horizontaal gestrekt om een zwaluwstaarthouding aan te nemen. Het horizontale been wordt opgetild in een 180º boog over de waterspiegel. Terwijl de verticaal wordt gepasseerd beweegt het verticale been om een oppervlakteboog gebogen kniehouding aan te nemen. Het gebogen been wordt gestrekt en in een doorgaande beweging wordt een van oppervlakteboog naar gestrekte ligging op de rug uitgevoerd.

4. Vlinder (moeilijkheidsfactor: 2.9)
Vanuit een gestrekte ligging op de borst wordt een gehoekte houding voorover aangenomen. Eén been wordt omhoog gebracht naar zwaluwstaarthouding. Het horizontale been wordt snel omhoog gebracht in een boog van 180º, terwijl het verticale been naar beneden gaat om een spagaathouding aan te nemen, zonder aarzelen wordt een heuprotatie van 180º uitgevoerd, terwijl het voorste been wordt opgetild om een zwaluwstaarthouding aan te nemen. Het horizontale been wordt omhoog gebracht om een verticale houding aan te nemen in hetzelfde tempo als de oorspronkelijke acties van het figuur. Eindigen met verticaal ondergaan.


GROEP 3

3. Ibis continuous spin (moeilijkheidsfactor: 2.8)
Een balletbeen wordt aangenomen. In deze houding kantelt het lichaam achterwaarts met de heupen als draaipunt tot kraanhouding. Het horizontale been wordt aangesloten tot verticale houding. Eindigen met een neerwaartse schroef met een snelle rotatie van tenminste 720° die voltooid is voordat de hielen de waterspiegel bereiken en in een doorgaande beweging onder water gaan.

4. Jupiter (moeilijkheidsfactor: 2.8)
Vanuit een gestrekte ligging op de borst wordt een gehoekte houding voorover aangenomen. Eén been wordt opgetild tot zwaluwstaarthouding. Handhaaf de hoek van 90° tussen de benen, het horizontale been beweegt naar verticaal terwijl gelijktijdig het verticale been in een boog over het water beweegt om de dolcohouding aan te nemen. Handhaaf de verticale lijn van het lichaam terwijl het horizontale been in een 180° boog aan de wateroppervlakte beweegt naar zwaluwstaarthouding. Het horizontale been wordt aangesloten tot verticale houding. Eindigen met verticaal ondergaan.



Terug naar 'diploma-eisen synchroonzwemmen'